Aanvullend bloedonderzoek

Soms wordt er aanvullend bloedonderzoek gedaan.

  • Zo kan er bij lymfoplasmacytair lymfoom onderzoek gedaan worden naar het M-proteïne in het bloed.
  • Bij acute lymfatische leukemie en chronische myeloïde leukemie kan er onderzoek gedaan worden naar een fout in de genetische informatie die veel voorkomt bij volwassenen. Dit wordt het Philadelphia-chromosoom genoemd. Dit chromosoom ontstaat als bij de celdeling stukjes van 2 chromosomen (nummers 9 en 22) van plaats wisselen. Hierdoor wordt een eiwit gemaakt dat ervoor zorgt dat de cellen enorm hard gaan groeien. In het bloed wordt gezocht naar de hoeveelheid eiwit die wordt veroorzaakt door het Philadelphia-chromosoom. Hoeveel van dit eiwit in het bloed zit, hangt samen aan de hoeveelheid leukemiecellen in het lichaam. Patiënten met het Philadelphia-chromosoom kunnen behandeld worden met doelgerichte therapie.
  • Als je chronische lymfatische leukemie hebt, zitten er speciale eiwitten op de buitenkant van de cellen. Dit kan worden getest via een bloedonderzoek. Het bloed wordt in het laboratorium onderzocht. Het onderzoek naar de eiwitten op de witte bloedcellen heet: flowcytometrie. Met de uitslag van dit onderzoek kan de hematoloog de definitieve diagnose stellen. Na de diagnose moet worden bepaald in welk stadium de ziekte zich bevindt. Het stadium geeft informatie over de vooruitzichten en kan helpen bij het besluit of er meteen een behandeling moet worden gestart.
  • Bij myelofibrose, myeloproliferatieve neoplasie, polycythaemia vera en essentiële trombocytose is het belangrijk om te weten of er bepaalde foutjes (mutaties) in het DNA zitten. Er wordt dan gekeken of u mutaties heeft in het JAK2-gen, het CALR-gen of het MPL-gen. Dit onderzoek wordt gedaan bij de cytogenetica.